Scopenote(nl-BE): Het brutalisme kan gezien worden als een voortzetting van en tegelijk een kritiek op het modernisme van onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog. De term werd vanaf midden jaren 1950 gebruikt in een Angelsaksische context, met architectuurcriticus Reyner Banham en de architecten Alison en Peter Smithson die zichzelf als pioniers van het Nieuwe Brutalisme (New Brutalism) zagen. De term was tegelijk een zinspeling op het béton brut van het late werk van Le Corbusier, een verwijzing naar de Art Brut die de ruwe poëzie van het dagelijks leven omarmde, en een kritiek op de pittoreske traditie van de Britse en Zweedse welvaartsarchitectuur. Het (Nieuwe) Brutalisme legde aanvankelijk de nadruk op ethische en sociale aspecten zoals absolute eerlijkheid in het tonen van constructie, materialen en technieken, en de nood om architectuur te verbinden met de alledaagsheid van het naoorlogse moderne leven en met de gebruikers.
Vandaag wordt brutalisme vooral geassocieerd met een robuuste esthetiek van ruwe afwerking waarbij de architecturale structuur, functies en de technieken zichtbaar blijven. Meestal gaat het om ruw bekiste zichtbeton (béton brut) maar ook ruwe betonsteen of baksteen, zowel aan de buitenzijde als in het interieur, en meestal in combinatie met onbeschilderd hout of staal. Typisch voor brutalisme zijn ook een robuuste gevelopbouw zonder decoratieve elementen en een geometrische volumetrie. (jaren 1950 - 1970)
sources
VIOE, op basis van TRACHTENBERG M. & HYMAN I. 2002: Architecture from Prehistory to Postmodernity, New Jersey.
HEYNEN H., LOECKX A., DE CAUTER L., VAN HERCK K. (red.) 2001: Dát is architectuur. Sleutelteksten uit de twintigste eeuw, Rotterdam.
BANHAM R. 1966: The new brutalism: ethic or aesthetic?, London.